Chemische en biologische wapens zijn verboden, het wordt tijd om hetzelfde te doen met kernwapens. Massavernietigingswapens kunnen geen onderscheid maken tussen burgers en militairen, en zijn daarom in strijd met het internationaal recht. (lees de volledige oproep)
Wat zijn kernwapens?
Het belangrijkste verschil tussen een nucleair en een conventioneel
wapen is de enorme vernietigingskracht van een nucleaire ontploffing. De
vernietigingskracht van kernwapens is 1000 tot 1 miljoen keer zo sterk
als een conventionele ontploffing. Daar bovenop komt de blootstelling
aan nucleaire straling, wat grote gebieden voor lange tijd onbewoonbaar
kan maken en stralingsziekte tot gevolg heeft aan degenen die geraakt
worden.
De energie die vrijkomt bij de fusie of splijting van atomen vormt de
vernietigingskracht. Kernbommen die werken met splijting heten
atoombommen, die met fusie waterstofbommen.
Bij kernwapens komt 85% van de energie vrij in de vorm van schokgolven,
een verblindende lichtflits en extreme hitte. De rest van de energie
komt vrij in de vorm van straling. De vernietigende kracht is dus
drievoudig: explosie, hitte (met als gevolg vuurstormen) en straling.
Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen strategische (lange-afstands
intercontinentale) en tactische (korte-afstands slagveld) kernwapens. De
eerste zijn bedoeld voor pure vernietiging, de tweede voor een
continentale oorlog (in Europa, volgens Koude Oorlogs-scenario’s).
Hoeveel kernwapens zijn er wereldwijd, en welke landen bezitten ze?
In 2014 waren er nog steeds 15.850 kernwapens wereldwijd. De Verenigde Staten en Rusland nemen het merendeel voor hun rekening: de VS bezitten 7.260 kernwapens, Rusland 7.500.
- Verenigde Staten: 7.260
- Rusland: 7.500
- Verenigd Koninkrijk: 215
- Frankrijk: 300
- China: 260
- India: 90-110
- Pakistan: 100-120
- Israël: 80-200
- Noord-Korea: 6-8
Naast deze landen zijn er verschillende NAVO-lidstaten met Amerikaanse kernwapens op hun grondgebied. Deze staten zijn Duitsland, België, Italië, Turkije en Nederland.
Wat is het non-proliferatieverdrag?
Het non-proliferatieverdrag (NPV) werd in 1968 opengesteld voor ratificatie door VN-lidstaten, en trad in werking in 1970. Het NPV maakt een onderscheid tussen kernwapenstaten (de Verenigde Staten, Frankrijk, China, Rusland en het Verenigd Koninkrijk, tevens de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad) en niet-kernwapenstaten.
Vier andere landen (India, Pakistan, Israël en Noord-Korea) zijn geen lid van het NPV, en worden algemeen verondersteld kernwapens te hebben ontwikkeld sinds 1970. Palestina werd in mei 2015 het 191ste lid van het verdrag, terwijl Israël observatorstatus aanvaardde.
Het NPV gaat uit van drie pijlers: non-proliferatie (artikel I en II), nucleaire ontwapening (artikel VI) en het recht op het vreedzaam gebruik van nucleaire technologie (artikel IV). De niet-kernwapenstaten beloofden nooit kernwapens te zullen verwerven in ruil voor de belofte op nucleaire ontwapening en het uitwisselen van vreedzame nucleaire technologie door de kernwapenstaten. Het NPV was oorspronkelijk bedoeld om slechts 25 jaar te bestaan, maar in 1995 werd beslist om het verdrag voor onbepaalde tijd te verlengen.
Zijn kernwapens illegaal?
Kernwapens zijn massavernietigingswapens die, net als biologische en
chemische wapens, in een korte tijdspanne en in een groot gebied zeer
veel slachtoffers kunnen maken.
Als kernwapens ingezet worden, is het moeilijk om een onderscheid te
maken tussen strijders en burgers. Bovendien bestaat er een groot risico
op onnodig lijden. Toch is het gebruik van kernwapens niet expliciet
verboden door het internationaal humanitair recht (IHR). In
tegenstelling tot chemische of biologische wapens, heeft de
internationale gemeenschap hier nog nooit een akkoord over kunnen
bereiken.
In de aanloop naar de ondertekening van de Aanvullende Protocollen bij
de Verdragen van Genève werden besprekingen over kernwapens bewust van
de agenda geweerd. Uiteindelijk duurde het tot na het einde van de Koude
Oorlog vooraleer een internationale instantie zich over de kwestie
uitsprak. Op vraag van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
boog het Internationaal Gerechtshof zich in 1996 over de wettigheid van
het gebruik van kernwapens. Het advies dat het Hof gaf, is omstreden.
In zijn advies bepaalde het Internationaal Gerechtshof dat de
basisbeginselen van het IHR ook van toepassing zijn op kernwapens. Deze
beginselen omvatten het principe van onderscheid, het principe van
proportionaliteit en het verbod op onnodig lijden
Op basis van die principes oordeelden de rechters dat het gebruik van
kernwapens in het algemeen strijdig moet worden geacht met de regels
van het IHR. Die vaststelling leidde echter niet tot de conclusie dat de
inzet van kernwapens altijd verboden is. In zijn advies verklaarde het
Gerechtshof zich immers niet in staat een definitief oordeel te geven
over de wettigheid van het gebruik van kernwapens in zeer uitzonderlijke
omstandigheden.
Het Hof, verwijzend naar artikel VI van het non-proliferatieverdrag,
stelde wel dat alle staten een verplichting hebben om de taak van
nucleaire ontwapening te vervolledigen.