Verdrag tot verbod van kernwapens (TPNW)
Op 7 juli 2017 werd in de Verenigde Naties in New York het verdrag aangenomen dat kernwapens verbiedt. Hieronder zijn een aantal vragen en antwoorden over het nieuwe verdrag verzameld over wat het verdrag doet, de impact van het verdrag, en de vervolgstappen..
Het verdrag staat open voor ondertekening sinds 20 september 2017 en treedt in werking zodra 50 staten het hebben geratificeerd.
► Op 24 maart 2022 hebben 86 staten dit verdrag ondertekend en 60 staten geratificeerd.
Het VN Verbodsverdrag inzake Kernwapens
Een geschiedenis
Het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) dat in 1970 in werking trad, vormde aanvankelijk het begin van nucleaire ontwapening en non-proliferatie. De vijf landen die toen kernwapens bezaten (VS, Rusland, Frankrijk, het VK en China), beloofden hun kernwapens te vernietigen als de niet-kernwapenstaten nooit kernwapens zouden ontwikkelen. 50 jaar later werd er een groot deel van het kernwapenarsenaal vernietigd, maar zijn er nog steeds iets van een 14.000 kernwapens aanwezig wereldwijd. Bovendien hebben ondertussen vier extra landen kernwapens ontwikkeld: India, Pakistan, Noord-Korea en Israël. Het NPV lijkt dus niet in haar opzet geslaagd te zijn.
Er is een groeiend ongenoegen bij veel lidstaten van het NPV over het feit dat de grote kernwapenstaten er maar niet in slagen om eindelijk afstand te doen van hun kernwapens, terwijl zijzelf hun belofte om nooit kernwapens te ontwikkelen wel hielden. Er is sprake van een gevaarlijk status quo omdat de ontwapening te traag verloopt. Bovendien hebben kernwapenstaten allemaal grote moderniseringsoefeningen van hun arsenaal aangekondigd voor de volgende jaren.
In 2011 roept het Internationale Rode Kruis dan ook alle VN-lidstaten op om eindelijk een sluitend verbodsverdrag te onderhandelen. Tijdens de periode die volgde, kwam er hernieuwde aandacht voor de catastrofale humanitaire gevolgen van kernwapens. Na de organisatie van 3 verschillende Humanitaire conferenties waar diplomaten van over de hele wereld elkaar ontmoetten om de humanitaire gevolgen van kernwapens te bespreken, keurde de VN Algemene Vergadering een resolutie goed dat leidde tot de oprichting van een “Open-Ended Working Group” om een verbodsverdrag voor te bereiden. Deze ging in 2016 van start. In 2017 gaan de onderhandelingen voor een verbodsverdrag van start in de Algemene Vergadering van de VN. Op 7 juli 2017 keurden 122 VN-lidstaten uiteindelijk het Verbodsverdrag inzake Kernwapens goed. Een historische gebeurtenis!
Welke impact?
Het verbodsverdrag versterkt het NPV en ligt dus in het verlengde ervan aangezien het de praktische uitwerking betekent van Artikel VI van het NPV. Op die manier vermijdt het een nieuwe nucleaire wapenwedloop. Doordat een nieuw verbodsverdrag de druk verhoogt op de kernwapenstaten om te ontwapenen, verhindert het dat niet-kernwapenstaten zich niet langer iets aantrekken van hun belofte om geen kernwapens te verwerven.
Het nieuwe verdrag verbiedt landen om kernwapens te ontwikkelen, testen, produceren, fabriceren, over te dragen, te bezitten, op te slaan, te gebruiken of te dreigen met het gebruik van kernwapens, of om toe te staan dat er kernwapens op hun grondgebied worden gestationeerd. Het verbiedt hen ook om te helpen, aan te moedigen of aan te zetten tot een van deze activiteiten. Op die manier gaat het verdrag uit van het feit dat kernwapens nergens zorgen voor veiligheid en zorgt het voor gelijke standaarden die op iedereen van toepassing zijn, in tegenstelling tot het NPV.
Een land dat kernwapens bezit kan zich bij het verdrag aansluiten, zolang het ermee instemt om ze te vernietigen in overeenstemming met een duidelijk tijdsgebonden plan dat juridisch afdwingbaar is. Op dezelfde manier kan een land dat kernwapens van een ander land op zijn grondgebied herbergt (zoals België), zich bij het verdrag aansluiten, zolang het ermee instemt om ze binnen een bepaalde termijn te verwijderen.
Lidstaten zijn verplicht om hulp te verlenen aan alle slachtoffers van het gebruik en het testen van kernwapens en om maatregelen te nemen voor de sanering van besmette omgevingen. In de preambule wordt de schade erkend die wordt geleden als gevolg van kernwapens, met inbegrip van de onevenredige gevolgen voor vrouwen en meisjes, en voor inheemse volkeren in de hele wereld.
Voor de goedkeuring van het verdrag waren kernwapens de enige massavernietigingswapens die nog niet onderworpen waren aan een verbod, ondanks hun catastrofale humanitaire gevolgen. Het verbodsverdrag vult dus een grote leemte in het internationaal recht. Bovendien blijkt uit het verleden dat een verbod op bepaalde wapens effectief helpt bij de totale eliminatie ervan. Wapens die op grond van internationale verdragen verboden zijn, worden steeds vaker als onwettig beschouwd, waardoor ze hun politieke status verliezen.
Een ander effect van het verdrag is dat wapenbedrijven het moeilijker zullen krijgen om fondsen te verwerven voor de productie van illegale wapens. De productie van dergelijke wapens brengt immers reputatieschade met zich mee waardoor banken, pensioenfondsen en andere financiële instellingen in de toekomst meer en meer financiering zullen terugtrekken.
Belgische houding tegenover het TPNW
België toonde zich de afgelopen maanden en jaren erg bezorgd dat een nieuw verbodsverdrag het bestaande NPV zou ondermijnen. Het besloot daarom ook om niet deel te nemen aan de OEWG in 2016, noch aan de onderhandelingen voor een verdrag in 2017. Dit in tegenstelling tot buurland Nederland, waar het parlement dankzij een grote publieksactie de regering onder druk kon zetten om als enige NAVO-lidstaat toch deel te nemen aan de onderhandelingen. Tijdens de uiteindelijke stemming onthield het zich.
De Belgische regering houdt steevast vol een supporter van nucleaire ontwapening te zijn en erkent de catastrofale gevolgen van zulke wapens. Toch weigert het steevast om het TPNW te ondertekenen aangezien dit zou betekenen dat de wapens aanwezig in Kleine Brogel verwijderd moeten worden. Hoewel deze wapens ook al in strijd waren met het NPV is de Belgische regering steeds weigerachtig geweest om ze te verwijderen. Ze gaat er immers vanuit dat dit het Belgisch lidmaatschap van de NAVO en de relatie met de VS onder druk zou zetten. Een juridische studie uitgevoerd door Harvard Law School spreekt dit echter tegen. Bovendien hebben Griekenland, het VK en Canada vroeger ook al Amerikaanse kernwapens van hun grondgebied verwijderd zonder dat dit schade aanbracht aan hun NAVO-lidmaatschap. De angst van de Belgische regering blijkt dus ongegrond.
Ondanks de weigerachtige houding van de regering, kan de ondertekening door België van het TPNW en de terugtrekking van de kernwapens van Belgisch grondgebied nochtans rekenen op publieke steun van de Belgische bevolking, zoals blijkt uit een bevraging van ICAN. In januari 2020 werd er nog een resolutie ter ondertekening van het TPNW voorgelegd in de Kamer, maar deze werd tegen beter weten in weggestemd met 74 stemmen tegen en 66 stemmen voor toetreding tot het verbodsverdrag. De stemming ging bovendien compleet in tegen de wens van een meerderheid (64%) van de Belgische bevolking.